Netsensei

Much Ado About Nothing

All the light we cannot see

Ik zet 2017 literair in met All the Light We Cannot See van Anthony Doerr. Deze roman won in 2015 nog een Pulitzer dus dat scherpt de verwachtingen enigszins aan. Dit project is het resultaat van een jarenlange weg die Doerr heeft afgelegd. En dat valt goed op.

All the light we cannot see
All the light we cannot see

Het hele verhaal draait rond twee personages. Marie-Laure Leblanc is een jonge blinde Parisienne. Haar vader, Daniel, is de slotenmaker van het Museum voor Natuurgeschiedenis. Werner Pfennig is een wees die samen met zijn zus, Jutta, opgroeit in Zollverein, een mijnstad vlakbij Essen. De Tweede Wereldoorlog dient zich net aan. Beide kinderen groeien op in een wereld die gaandeweg uit elkaar valt. Marie-Laure duikt met haar vader onder in Saint-Malo nadat die laatste van zijn overste de taak krijgt om een zeer waardevolle diamant te verbergen voor de bezetter. Werner wordt ingelijfd en geïndoctrineerd in de Duitse oorlogsmachine en beland eveneens in Saint-Malo. Daarnaast zijn er nog een stuk of wat secundaire verhaallijnen. De rode draad doorheen het verhaal is de radio die in de jaren ’40 stormenderhand de wereld had veroverd.

Net zoals in GRRM’s Game of Thrones vertelt Doerr het verhaal afwisselend vanuit het standpunt van de personages. Dat zorgt voor een gedegen page turner. Alleen springt het verhaal tussen drie grote tijdsvakken in flashbacks en flash forwards. Dat maakt het bij wijlen wat lastig om te volgen.

Doerr slaagt er in om de personages te laten groeien doorheen het boek. Waar het aan het begin van de Oorlog nog om kinderen gaat, zijn het bij de bevrijding twee jongeren die te snel volwassen moesten worden. Zowel Werner als Marie-Laure verliezen gaandeweg hun houvast en onschuld door allerlei omstandigheden: naaste familie, vrienden, mede-studenten, leraars, officieren,… Doerr beschrijft vanuit een zekere onbevangenheid en het onvermogen om de ernst van het gebeuren volledig te vatten. De droomwereld, met radio’s, modelhuisjes en een karbonkel van een diamant, waarin ze als kinderen leven wordt gaandeweg doorprikt door de realiteit.

Eerste punt van kritiek is dat Doerr zich bedient van nogal gezwollen taal. De tekst bulkt van de metaforen, polysyndetons… en andere stilistische hoogstandjes. Doerr probeert zo Saint-Malo en Zollverrein, Oekraïene, Schulpforta, Berlijn,… te schetsen in een modernistische Ligne Claire stijl maar slaagt daar niet altijd even goed in. Soms komt de tekst nogal hoogdravend en zelfs regelrecht cliché over. Het vraagt bovendien wat inspanning om in een aangenaam leesritme te komen. Tweede punt van kritiek is dat Doerr de gruweldaden van het Nazisme daardoor in een eerder steriele, dichterlijke vorm giet. In de verhaallijn van Werner flirt hij daardoor af en toe met de grens van het stereotype. Veel schrijvers bezondigen zich juist aan het tegenovergestelde: te viscerale beschrijvingen van menselijk lijden die het grote verhaal overschaduwen. Het is en blijft een moeilijke lijn om te bewandelen.

All the Light We Cannot See liet mij uiteindelijk wat op mijn honger zitten. Doerr lijkt met de primaire verhaallijn doorheen het boek één richting uit te gaan, maar slaat naar het einde toe toch een andere weg in. Door die bocht lijken de laatste vijftig bladzijden er eerder bij gebreid om toch nog ergens te kunnen landen. Ook niet alle secundaire verhaallijnen worden helemaal afgewerkt. Doerr laat de ruimte aan de lezer om zelf te interpreteren hoe Marie-Laure, Werner en de andere personages uiteindelijk uit de Oorlog komen.

Doerr verdient zijn Pulitzer duidelijk wel. All the Light We Cannot See zuigt je zo mee in een verhaal met veel lagen. Hij slaagt er wonderwel in om de Tweede Wereldoorlog vanuit twee perspectieven te tonen. Desondanks vervalt hij net iets te hard in clichés om helemaal in zijn opzet te slagen. Neemt niet weg dat ik dit boek toch een aanrader vind. Tenslotte leent deze roman zich te over tot verfilming, dus is het nu gewoon wachten op Hollywood.